Lieve Lina

Ik heb een dochter! En ze wordt 1!

Ik schreef haar een brief. Niet dat ze al kan lezen, maar moeders doen blijkbaar zo’n dingen.

Hier komt ie:

Lieve Lina,

Je verhaal begint op 25 juli 2019. Nee, eerder, maar toen wisten we het nog niet, en dat gedeelte van je verhaal houden we misschien beter tussen je papa en mij. 

25 juli dus. Een warme dag, veel te warm. Ik overdrijf graag eens, maar serieus, het was om te stikken. 40 graden, zoiets. Ik kan niet goed tegen de warmte, maar die dag ging het echt niet. Ik lag te puffen in de zetel, ventilator op de hoogste stand. 
Ik nam een koude douche en bedacht ineens dat ik mij wel verdacht slecht voelde. Niet gewoon te warm, maar ook zo ontzettend moe en de gedachte aan eten maakte mij al misselijk. Eten is toevallig 1 van mijn specialiteiten, dus toen ging er toch een belletje rinkelen.

Testje gedaan en ja hoor, jij was het. Je papa klonk geïrriteerd toen ik hem naar boven riep. Door mijn futloosheid was hij al de hele dag in zijn eentje je broers aan het entertainen, en dat in temperaturen die zelfs te hoog waren om buiten in een zwembadje te plonsen.
Je kent hem intussen al goed genoeg om zijn reactie van toen te kunnen inschatten. Wat denk je? Hij sprong letterlijk op en neer van blijdschap – ik ook, maar dan mentaal, fysiek was ik echt niet tot springen in staat.

De volgende dag vertrokken we op vakantie. Een stacaravan op een kleine camping in Delft. Ik bespaar je het hele verhaal, maar hier volgt een kleine samenvatting: file tijdens hittegolf, geen airco, mottige stacaravan, regen, nog regen, nog mottigere binnenspeeltuin, onverklaarbare kotsvlekken op mijn kleren en slapeloze nachten. 2 dagen vroeger dan voorzien kwamen we terug naar huis, beetje zonde, maar toen waren we vooral opgelucht.

Het cliché over derde (en latere) zwangerschappen bleek helemaal waar,  de tijd vlóóg voorbij. Van augustus tot maart herinner ik mij flarden, mooie echobeelden, in spanning de resultaten van de NIPT afwachten, de blijdschap van familie en vrienden toen we het nieuws met hen deelden. Sessies zwangerschapsyoga waar ik bij het luisteren naar Sigur Ros in tranen uitbarstte en mij vervolgens zo schaamde dat ik bijna niet meer terug durfde gaan. 

Op 1 maart startte mijn zwangerschapsverlof, 3 weken voor de uitgerekende datum. Kwestie van nog wat te rusten en mij voor te bereiden. De eerste week maakte ik 1000 doopsuikers (OK, misschien lichtjes overdreven), schreef ik even veel enveloppes, zette een gigantische valies voor het ziekenhuis klaar en legde stiekem een examen van een paar uur af bij de stad, voor een job die ik – dacht ik – nooit zou kunnen krijgen, toen ik naar de massa tegenkandidaten  keek. 

De tweede week ging ik uitgebreid uit eten, was ik vervolgens 2 dagen ziek – volgens mij door die visbrochette- én kreeg ik bericht dat ik geslaagd was voor het examen. Het volgende deel was mondeling, op 30 maart. Oeps. Maar daar moest ik mij algauw geen zorgen meer over maken, want een paar dagen later gingen we, jawel, in lockdown.

In mijn derde week zwangerschapsverlof gebeurde achtereenvolgens dit: grootste broer verveelde zich na minder dan 1 dag zonder school al kapot, kleinste broer werd goed ziek en we kregen te horen dat grootouders niet meer op hun kleinkinderen mochten passen. Na 5 dagen hoge koorts en toch wel een paniekske aan onze kant kon Miro uiteindelijk bij een dokter terecht, die vaststelde dat het geen corona was. Alsof dat stokje in zijn neus een toverstokje was geweest, waren de dag nadien plots alle klachten verdwenen.

We konden lastminute een – volgens alle coronamaatregelen goedgekeurde – babysit regelen, die dag en nacht beschikbaar was en binnen de 5 minuten bij ons kon zijn. Het klinkt nu vanzelfsprekend, maar amai, ik heb daar van wakker gelegen. Aan de babysit van toen: eeuwige dank en heel veel hartjes!

Ik vond het toen wel welletjes geweest en was niet van plan om overtijd te gaan. Met Miro’s geboorte in gedachten – 4,900 kg na 39 weken , jawel – en de stress van al het geregel de voorbije dagen hield ik het niet meer vol.

Op 24 maart reed ik de parking van het ziekenhuis op. Overal linten en verbodsborden, geen bezoek toegelaten, alle consultaties geannuleerd. Een compleet verlaten parking en inkomhal. Als je weet dat Sigur Ros mij al deed bleiten.. laat ons zeggen dat ik toen heel hard op mijn lip gebeten heb.

Aan de monitor was alles normaal. De vroedvrouwen excuseerden zich dat ze een mondmasker droegen, zo onpersoonlijk. Wat een klucht als ik er nu aan terugdenk. Ze verwittigden mij dat ik er ook 1 zou moeten dragen tijdens de bevalling, maar alleen maar tijdens het persen. Alsof dat een troost was.

De gynaecoloog was er niet, geen consultaties, weet je wel. De vroedvrouw belde hem op en liet het mij zelf uitleggen. Na een uitgebreid gesprek (lees: smeekbede) was hij akkoord, ik mocht de volgende dag komen voor een inleiding.
Die volgende dag was eigenlijk al om 4 u diezelfde nacht, dus ik haastte mij naar huis. We laadden de auto in, toen pas beseften we dat we enkel mijn valies nodig hadden. Doopsuiker en cava zouden er deze keer niet aan te pas komen.
Ik nam afscheid van de jongens, dat vond ik denk ik het ergste, dat zij jou niet meteen, maar pas bij onze thuiskomst zouden kunnen ontmoeten.

De inleiding ging goed, we keken VIJFtv  om niet naar de nieuwsberichten over corona te moeten luisteren. Toen de anesthesist rond de middag langskwam, wierpen we toch een blik op het journaal. Terwijl hij keek of de epidurale haar werk deed, volgde hij mee. Er was al 1 coronapatiënt overleden in het ziekenhuis zei hij, we waren stil.
Toen ik niet veel later naar de bevallingstafel verhuisde, “vergaten” we het mondmasker. Voor iemand er aan kon denken was je er. Je was perfect. “Zo’n kleintje” waren mijn eerste woorden. Iedereen lachte, want met je 4,180 kg was je dat allesbehalve.

We lieten de wereld weten dat je er was en knuffelden je kapot. De vroedvrouw bracht ons naar een kamer, waar we samen genoten van het binnenstralende lentezonnetje, en ik ook van het taartje dat je papa die middag voor mij aan de kant hield – echte liefde hé.

Vandaag is het al 1 jaar geleden, hoe zot is dat. Ik dacht toen dat we ons die bijzondere coronatijd altijd zouden herinneren als die rare periode waar je middenin geboren werd. Maar hey, misschien zitten we nu pas in het midden…

Natuurlijk was je eerste jaar mooi, we maakten het gezellig in onze cocon en werden, zelfs van op afstand, omringd door de liefste vrienden en familie. Maar het voelt ook zo triest. Ik wou dat ik het kon overdoen, zonder corona.

Gelukkig trek jij je er niks van aan, je ging in 1 jaar van een zachte “kleine” baby naar de guitige deugniet die je nu bent. Je bent absoluut aan je stoere broers gewaagd, maar laat toch iedereen smelten met je schattige lach en de lichtjes in je ogen.

Lina, ik wens je een lang leven met heel veel feestjes, dicht bij vrienden en familie, zonder die mottige mondmaskers. Voor nu eten we samen een taartje, je mag er van mij zelfs op blazen, als dat geen liefde is.

Mama 

P.S.: ik had de job, maar dat wist je natuurlijk al 

Geheim

Weet je wat ik echt moeilijk vind? Een geheim bewaren. Geen paniek voor mensen die mij al eens iets toevertrouwden, ik bedoel niet dat ik het niet kan, ik vind het gewoon echt moeilijk. En niet leuk eigenlijk. Of het nu iets heel droevigs of juist iets spectaculairs is, ik voel altijd de drang om het te delen.

Gelukkig kan Benoit wel goed zwijgen, dus is hij al een goeie 9 jaar degene die trouw en geduldig naar al mijn interessante (en ok, soms minder interessante) verhalen luistert, of tenminste doet alsof. Mijn drang om ze aan anderen door te vertellen wordt er in ieder geval een stuk minder door, dus het werkt.

Wat dan weer niet helpt is mijn gezicht. Echt. Wanneer een gesprek ook maar in de richting van iets gaat dat ik eigenlijk niet mag zeggen, floept er volgens mij zo’n grote lichtreclame op mijn voorhoofd aan, met “IK HEB EEN GEHEIM EN IK GA HET NIET VERKLAPPEN. OF TOCH. STOP MET ZO NAAR MIJ TE KIJKEN.”.

Volgens mij ligt het aan mijn vader. Wanneer ik als kind iets stouts gedaan had en het in alle toonaarden ontkende, zei hij “kijk eens in mijn ogen”, waarna ik natuurlijk keihard door de mand viel. Sindsdien denk ik dat iedereen mijn gedachten kan lezen. Ik heb dankzij hem ook lang gedacht dat mijn ogen vierkant zouden worden van te veel tv-kijken, maar daar ben ik intussen over.

Waar wil je nu in godsnaam naartoe met dit verhaal? Ik hoor het jullie denken (ja, ik kan zelf ook gedachten lezen). Wel…

Ik heb een geheim. Al zeker 2 maanden. Een gigantisch geheim dat ik zo graag wou vertellen, maar het mocht nog niet. En nu wel. Eindelijk.

Spannend hé?

Ok. Hier is het dan: ik ben zwanger! Al een goeie 14 weken, een eeuwigheid dus voor iemand met nul talent om een geheim te bewaren. En ja, we weten wat het wordt, maar om mijzelf (en jullie) nog wat langer te kwellen gaan we dat vooral níet verklappen. Wordt vervolgd eind maart.

Vakantie

Vandaag bedacht ik dat ik echt uitkijk naar een paar dagen verlof. Toen besefte ik dat ik nog maar 3 weken terug aan het werk ben, en ook wel – nog het ergste – dat ik helemaal geen verlofdagen meer over heb. Niet dat ik mijn nieuwe job al beu ben hoor, geen paniek. Ik denk dat het aan de start van het nieuwe schooljaar ligt.

Nadat ik Noah vanmorgen naar school bracht overviel mij een gevoel van rust. Ok, wel een redelijk tijdelijk gevoel, want 10 minuten later was ik op mijn werk, maar het was er toch  heel even. Ik was blij om onze vertrouwde routine weer te kunnen opnemen, na 2 maanden van hier naar daar rijden voor kampjes en opvang, van stressen over wat er nu weer mee moest in die rugzak en last-minute zoektochten naar witte t-shirts. Ah ja, want bij kampjes horen knutselactiviteiten met witte t-shirts, en die heeft ieder normaal gezin uiteraard met hopen liggen. Gelukkig waren er nog ouders zoals wij, zo bleek ’s avonds aan de kassa van de Zeeman, 5 minuten voor sluitingstijd.

Hoewel ik vroeger altijd stress had op de avond voor de eerste schooldag, was die nu volledig afwezig. Alles lag klaar, zelfs het fluohesje had ik binnen de 5 minuten teruggevonden, we waren er gewoon vol-le-dig klaar voor. Nog snel even iedereen in bad voor het slapen gaan, want je wil natuurlijk niet dat die nieuwe juf denkt dat je een vuil kind hebt. Al zal ze daar na hooguit 1 speeltijd waarschijnlijk toch wel achter komen.

Snel in bad. Haha. Die zag iedereen al komen. Behalve ik dus. Voor de anekdote moeten we even terug naar vorige week. Toen ging Noah naar de vakantie-opvang (géén witte t-shirten nodig gehad daar, pluspuntje!) en leerde hij over piraten. Zo kwam hij op een dag thuis met een ooglapje, en wil sindsdien ook dolgraag een gouden tand en een haak. Die laatste 2 besloten we nog wat uit te stellen tot hij oud genoeg is om zelf zo’n drastische beslissingen te nemen, maar het ooglapje werd een vast accessoire. Zo ook gisteravond, toen beide heren in bad moesten. Wij – ja Benoit, ik stel je hierbij mede verantwoordelijk – zagen er geen graten in dat onze piraat zijn ooglapje aanhield. Tot we ineens zwart zagen. Zwarte strepen diagonaal over zijn gezicht. De rekker waarmee het ooglapje gemaakt was bleek opeens niet meer zwart, maar lichtpaars te zijn.

Het vervolg ging ongeveer zo: zwarte verf/stift/geen idee wat het in godsnaam was, blijkt veel makkelijker uit een rekker te wassen dan uit een kindergezichtje. De piraat in kwestie had uiteraard ook géén zin om mee te werken waardoor de badkamer in complete chaos eindigde met als soundtrack een snikkende “maar ik wil vuiihuuiil zijn”.

Ik kan er gelukkig al bij zeggen dat alles uiteindelijk goed kwam. Ik bracht Noah vanmorgen zonder strepen en zonder snikken naar zijn klasje. We zien het zitten, die 2e kleuterklas.

En dan ook nog wat vakantie graag, als het kan.

Jobhopper

Ik heb een nieuwe job. ‘Weeral’ denken jullie nu, of dat beeld ik mij toch in. Wanneer je voor de 7e keer in 8,5 jaar met zo’n nieuws komt kan je dat in ieder geval verwachten. Hoewel ik ook deze keer oprecht blij ben, breng ik steeds minder vrienden op de hoogte, omdat ik mij er op den duur wel een beetje voor schaam, eerlijk gezegd.

Het is niet dat ik al ooit ergens met slaande deuren ben vertrokken. Integendeel, ik kon meestal op begrip van ex-collega’s en bazen rekenen en kreeg op veel plaatsen zelfs lieve afscheidscadeautjes. Maar mijn schuldgevoel was er altijd, de ene keer misschien minder aanwezig dan de andere, afhankelijk van de redenen van mijn vertrek.

Welke redenen, vraag je? Echt van alles. Te eentonig, slechte werksfeer, te weinig appreciatie, te ver van huis, compleet gestoorde bazen en/of collega’s, en in het slechtste geval zelfs een combinatie van al het voorgaande.

Geef ik te snel op? Misschien. Toch denk ik dat het voor mij de enige manier was om het vol te houden, tot nu toe. Werk is zo’n groot deel van ons leven dat ik mij niet kan voorstellen dat ik jaren op een plek zou blijven werken waar ik mij niet goed voel, om welke reden dan ook.

Vermoeiend wel, dat constante solliciteren en blijven zoeken. Al leverde het mij, naast veel jobs, ook heel wat zelf- en andere mensenkennis op. Niet te geloven wat je soms meemaakt. Gelezen van die tekenpremies bij Plopsaland? Wel, laat ons zeggen dat het mij niks verwondert dat ze daar anders niemand vinden. Als een CEO je vlakaf vraagt waarom je niet gewoon eerst nog een kind maakt als je niet genoeg uitdaging vindt in je huidige job, weet je het wel.

Op een andere plek werd ik midden in het gesprek overvallen met de vraag ‘hoeveel is 11 maal 12?’, waarop mijn spontane reactie ‘haha, serieus?’ was (ja, dat was het, en ik werd zelfs aangenomen).

De leukste vond ik eigenlijk heel simpel, een HR-manager vroeg mij oprecht geïnteresseerd welk boek ik aan het lezen was, waarna we zelfs wat boekentips uitwisselden.

En toch hoop ik dat dat zoeken nu even (of zelfs heel lang) mag stoppen. Dat ik mij deze keer niet vergist heb, en gewoon kan genieten van het gevoel dat ik goed zit. De eerste 7 weken heb ik in ieder geval al overleefd. Het is zeker niet eentonig of te ver van huis, ik fiets er zelfs (in mijn hoofd fluitend) naartoe, en tot nu toe heb ik er – behalve mijzelf – nog geen gestoorde mensen ontdekt. Niet slecht, toch?

Vrijdag de 7+6e

Gisteren fietste ik in het ochtendzonnetje naar mijn werk, in gedachten fluitend, want in het echt kan ik dat niet. Vrijdag is altijd al mijn favoriete dag van de werkweek geweest, en zéker als die vrijdag door een verlengd weekend gevolgd wordt.

Wel, ik kan je al vertellen dat het allesbehalve mijn favoriete dag werd.

Het begon op het werk. Klanten stelden onmogelijke eisen, transporteurs deden niet wat ze moesten, papieren konden ineens niet gescand worden, echt alles dat kon fout lopen liep ook effectief fout.

Iets voor 11 uur kreeg ik ineens telefoon van Benoit. Dat hij “op zijn achterwerk gevallen was” in de vriezer op zijn werk. Het raam stond open waardoor ik hem niet goed hoorde, en ik was hier niet echt op voorbereid dus ik riep “op wát ben je gevallen?”, waarop hij het herhaalde, met de toevoeging dat hij zich had proberen tegen te houden met zijn arm. Echt veel pijn had hij niet, maar hij wou toch laten weten dat hij een afspraak bij de huisarts gemaakt had na het werk. “Voor je – euh – achterwerk?” vroeg ik, maar het bleek om zijn arm te gaan.

Ik had niet veel tijd om door te vragen en stortte mij weer op mijn werk, in de hoop nog te redden wat er te redden viel. Dat lukte nog redelijk goed, het lange weekend begon weer te lonken en het fluitdeuntje in mijn hoofd werd weer hoorbaarder.

Om 16u, 10 minuten voor ik naar huis wou vertrekken, kreeg ik ineens een sms. Van het ziekenhuis. Om mij te herinneren aan mijn afspraak met de kinderarts, om 18u40. Afspraak met de kinderarts? Ik begon mij toch serieus vragen te stellen over Benoits arbeidsongeval. Hij is misschien een verstrooid type, maar een afspraak met de kinderarts maken in plaats van met de huisarts leek mij toch straf.

Ik belde Benoit op, die mij vertelde dat het geen vergissing was. Toen hij Miro bij de crèche ophaalde, bleek die hoge koorts te hebben en de begeleidsters hadden blaasjes gezien, ze vermoedden windpokken. Echt. Ook dat nog.

Toen ik thuis kwam trof ik dit aan: een oververhitte baby met vlekken, een echtgenoot met opgezwollen arm en een vrolijke kleuter. Toch nog 1 iemand die het weekend zag zitten. Benoit ging naar de huisarts en werd naar het ziekenhuis doorverwezen voor foto’s. Handig (jep, letterlijk), want ik moest daar ook zijn met Miro. Wij dus met zijn vieren naar Ieper, spontaan gezinsuitstapje. Benoit liep direct door naar spoed, Noah wilde per se met hem mee. Ik was stiekem opgelucht, vorige keer toen Miro ziek was had Noah de wachtzaal vol zieke kindjes nét iets te enthousiast geëntertaind.

Wat daarna volgde kan ik kort samenvatten, kwestie van jullie de tijd te besparen die ik daar verloor. Anderhalf uur heb ik in die wachtzaal gezeten. Na een uur ongeveer (godzijdank pas na een uur) moest een ander kindje overgeven. Op de grond, op zijn mama, overal eigenlijk. Gelukkig veel lieve en begripvolle mama’s in de buurt om te helpen (ja, zelfs ik), maar het volgende half uur zaten we daar in een zurige kotsgeur, te hopen dat het niet besmettelijk was.

Miro bleek inderdaad de windpokken te hebben, Benoits pols is gebroken en moet 2 weken in het gips.

Gelukkig is zijn achterwerk helemaal in orde.

Handig

Als er 1 eigenschap is die ik al van in mijn kleutertijd bezit en die nog steeds even aanwezig is, is het wel mijn onhandigheid (koppigheid zullen we maar op de 2e plaats zetten). Knutselwerkjes waren nooit aan mij besteed, servies valt spontaan in scherven als ik er nog maar naar kijk. Vraag mij niet om koffie te zetten, want ik maak gegarandeerd de machine kapot. Onlangs, op het grootouderfeest slaagde ik er zelfs in het deksel van een koffiekan te saboteren toen ik eens wou checken wat er juist in zat. Goed dat ik zelf geen koffie drink.

Toen ik onlangs mee ging zwemmen met Noahs klasje had ik dan ook de nodige stress. 20 kleuters veilig in het zwembad en terug krijgen, liefst voltallig en met de juiste kleren aan, voor sommigen een leuk tripje, voor mij toch een serieuze uitdaging. Ik besliste om met Benoits auto te rijden, dan moest ik Miro’s babystoeltje niet uithalen – kwestie van de risico’s te beperken.

De juf wees mij 3 lieve kleutertjes (waaronder Noah) aan die met mij zouden meerijden. Ik onderdrukte mijn rampscenario-gedachten en leidde mijn passagiers naar de auto. Voorbeeldig stapten ze alle 3 in, ik klikte ze vast, alle zwemrugzakjes waren mee, we konden vertrekken. Ik bedacht dat al die stress toch nergens voor nodig was geweest, als dit al zo vlot ging zou de rest wel volgen. De kindjes waren vrolijk, Noah wat uitgelaten. Na een verhaal over onze ‘rare’ auto (die van Benoit dus) was hij net begonnen aan een uitleg over onze poes die gestorven is. Meer dan een jaar geleden hoor, maar goed, blijkbaar zijn dat onderwerpen die populair zijn bij 3-jarigen.

Bij het instappen wou ik mijn sleutel van het dak nemen, tot ik besefte dat die daar niet lag. Ik leg mijn autosleutel altijd op het dak wanneer ik de kindjes vastmaak, maar nu was hij op 1 of andere manier verdwenen. Geen paniek dacht ik, ik had hem net nog, hij kon niet ver zijn. De kindjes (nog steeds vooral Noah eigenlijk) kwebbelden verder en hadden niks in de gaten. Bij mij brak toch wat angstzweet uit wanneer ook een zoektocht in mijn handtas, op de grond en in mijn broekzakken niks opleverde. Intussen waren alle andere mama’s en de juf al vertrokken. Daar stond ik dan, 3 opgetogen kleuters in mijn auto en geen idee wat ik moest doen. Ik besloot ze 1 voor 1 weer te laten uitstappen en instappen, zodat ik kon checken of de sleutel bij hen lag. Hilariteit alom wanneer ik vertelde wat er aan de hand was. “Mijn mama is haar sleutel kwijt – waaahahaha” – leuk dat zij er toch de humor van inzagen.

Toen  ik de laatste kleuter terug op zijn plaats zette, ging er bij mij ineens een lampje branden. Benoits auto – de rare auto zoals Noah altijd zegt –  is er eentje van het jaar 1999. Zo 1 waar je de sleutel nog echt in het slot van de deur moet stoppen om hem open te maken. 3 keer raden waar mijn sleutel was…

Gelukkig kan ik er bij vertellen dat de rest van het zwembadavontuur écht vlot verliep en dat iedereen – ikzelf inbegrepen – veilig en tevreden terug thuis kwam.

Zorgen

Ik vind het belangrijk om positief in het leven te staan. Ik kan niet goed tegen mensen die constant iets te klagen hebben en vind dat het soms wel wat luchtiger mag. Daarom schrijf ik niet over zwaarbeladen thema’s, ik blog voor mijn plezier en vind het leuk als ik anderen daar een (glim)lach mee kan bezorgen.

Maar. Je voelde hem waarschijnlijk al komen. De gebeurtenissen van de laatste dagen hebben ook op mij grote indruk gemaakt en laten mij niet los. Het is niet de eerste keer en het zal helaas ook niet de laatste zijn, sommige nieuwsberichten hakken er zo hard in dat ik er over blijf piekeren. Ik ben kwaad en verdrietig, om zo veel onrecht, omdat de wereld waarin mijn kinderen opgroeien niet alleen mooi, maar ook zo gevaarlijk en gemeen kan zijn. Omdat ik hen niet kan beschermen, omdat ik geen controle heb over hoe zij later zelf worden, wie ze op hun pad tegenkomen en hoeveel geluk of ongeluk ze zullen vinden in hun leven.

Wanneer ik ’s morgens de deur van de crèche achter mij dichttrek denk ik altijd aan Kim De Gelder. Elke dag. Dit klinkt heel dramatisch, ik zie mijzelf nochtans niet als een angstig persoon. Ik associeer de deurbel met camera bij de gesloten deur met het drama bij Fabeltjesland. Zonder er verder veel bij stil te staan, maar die paar seconden per dag kan ik er niet omheen.

Ik ben opgegroeid in het Dutroux-tijdperk; ik was bijna 9 jaar toen Laetitia en Sabine uit zijn kelder bevrijd werden. Natuurlijk begreep ik dat er iets heel ergs gebeurd was, maar pas jaren later besefte ik hoe groot de impact echt was. Nu pas voel ik hoe moeilijk het voor een ouder is om je kinderen los te laten, zeker wanneer de gruwelijkste verhalen realiteit blijken te zijn.

Op mijn 17e ging ik op kot in Antwerpen, vrolijk naïef wandelde en fietste ik rond, overdag, ’s avonds, in de ‘veilige’ studentenbuurt of daarbuiten, alleen of samen met vrienden. Wanneer mijn ouders mij op zondagavond ongerust opbelden omdat ik vergat te sms’en als ik op kot aankwam vond ik hun reactie overdreven. Ik ben blij dat ik toen zelf zo zorgeloos kon zijn, en wens niets liever voor mijn kinderen. Ik wens hen vertrouwen, in zichzelf en in anderen, in de mooie kanten van het leven die er echt wel zijn. Alleen zal ik het deze keer zijn, aan de andere kant van de lijn. Waarschijnlijk overdreven, maar ook vooral oprecht, bezorgd.

Brillemans

Terwijl ik dit schrijf, plakt mijn linkeroog dicht van de etter. Sorry voor dit wansmakelijke beeld, maar het voelt even erg als het klinkt, en misschien helpt het als ik het met iemand kan delen. Benoit is mijn “kijk eens naar mijn oog” gejammer namelijk al wat beu, vrees ik.

Gisteren begon het ineens, dat plakken, gecombineerd met een irritante jeuk. Geen idee waar het vandaan komt, ik probeer mij wat in te houden met googelen, maar zowel de oorzaken als de gevolgen lijken mij nogal mee te vallen. Ik maak mij alleen zorgen over mijn lenzen.

Een jaar of 10 geleden ruilde ik mijn bril voor lenzen, en amai, dat was een verademing. Eindelijk kunnen zien waar je loopt in het zwembad, geen aangedampte glazen meer, gedaan met het constante gevoel dat je bril afzakt . Ik ontwikkelde nog net geen tic nerveux. De opticien benadrukte dat ik zéker voldoende moest afwisselen, maar eerlijk gezegd: lenzen zijn zo veel comfortabeler dan een bril. Het zou dus kunnen dat ik die raad niet zo strikt opvolgde.

Toen Noah geboren werd schafte ik mij wel een nieuwe bril aan, die ik dan wat vaker – zij het alleen thuis – droeg, want als je om de 2 uur moet opstaan is het nogal een gedoe om telkens lenzen in je ogen te proppen.

Maar nu zit ik hier dus, met mijn etteroog. Te denken aan het feit dat ik nu op zijn minst een week (of langer? Hopelijk niet langer) op mijn bril aangewezen ben. Niet-brillendragers vinden mij nu wellicht een aansteller, maar geloof mij; als je 15 jaar lang elke dag, de hele dag, een bril gedragen hebt, is de fun er wel van af. Sorry fashionista’s, maar ik zie een bril niet als een modeaccessoire, en mijn ogen zijn helaas zo slecht dat ik ook niet kan kiezen wanneer ik hem wel of niet opzet. Zonder lenzen of bril zie ik zo slecht dat ik mijn eigen spiegelbeeld niet zou herkennen.

Mijn bril. Tegenwoordig heb ik een redelijk neutraal, blauw exemplaar, weliswaar met altijd aanwezige babyvingerafdrukken op de glazen. Mijn allereerste bril was er eentje van Samson en Gert. Ja, dat bestaat. Ik was toen 5 jaar, voor de duidelijkheid. Ik was een voorzichtig kind en mijn liefde voor Samson was groot, de opticien prees mij altijd omdat ik zo goed voor mijn bril zorgde.  Samson werd opgevolgd door een iets bescheidener maar toch kleurrijk model, daarna kwamen nog blauw en rood, ik weet de volgorde niet meer exact. Feit is dat zo’n bril wel redelijk bepalend is voor je uiterlijk. Die Samsonbril had zo’n grote ronde glazen dat je mijn gezicht bijna niet meer zag.

Wellicht lachen we binnen 20 jaar ook om onze kapsels en kleren van nu, maar als het van mij afhangt zal het toch niet met mijn bril zijn. Misschien met mijn etteroog, dat wel.

Geknipt

Het is gebeurd. Miro ging vanmorgen voor de eerste keer naar de kapster. Volgens sommigen moest dat al veel eerder (ik kijk naar niemand, oma Vera), want stel je voor dat mensen zouden denken dat hij een meisje was. Of – nog erger – dat hij scheel zou kijken door dat haar voor zijn ogen. Ik herinner mij dat we 3 jaar geleden exact dezelfde discussie hadden, maar dan over Noah. Toen volgde nog een langgerekt meningsverschil over eerste schoentjes en wanneer je die moest kopen, maar ook dat kwam gelukkig goed. Je moet weten, wanneer iemand (en dan vooral mijn ouders – sorry mama en papa) mij iets tegen mijn goesting wil laten doen, durf ik al eens in een koppige kleuter te veranderen. Zo eentje die dan nét het tegenovergestelde doet, of in dit geval nog net iets langer wacht om die kappersafspraak te maken dan ik oorspronkelijk van plan was.

Ik heb niks tegen kappers, integendeel, maar ik hou gewoon zo enorm van die eerste lieve babykrulletjes. Na Noahs eerste knipbeurt had ik meteen spijt, alsof samen met die krulletjes ook zijn baby-status verdwenen was en ik een peutertje in de plaats kreeg. Peuters zijn natuurlijk ook leuk, maar ik ben dus zo’n moeder die vindt dat het allemaal veel te snel gaat en daar graag eens (heel) wat traantjes bij wegpinkt.

Uiteindelijk moest het er toch eens van komen, en na de eerste echt warme lentedagen, besloot ik Miro uit zijn lijden (en dreigende scheelheid) te verlossen. Het knippen ging gelukkig vlot, de kapster was begripvol en zorgde ervoor dat mijn niet meer zo kleine baby er toch nog even schattig uit ziet, ook zonder krulletjes.

Een paar gram lichter trokken we daarna naar de fotograaf voor pasfoto’s, het leek ons namelijk een geschikt moment om voor de kindjes een Kids ID aan te vragen (3 maanden voor onze vakantie, applaus voor mijzelf). Het foto’s nemen ging iets minder vlot, het resultaat was dan ook een pak minder schattig, maar blijkbaar is een pasfoto pas geldig als je er mottig opstaat, dus missie geslaagd.

Daarna ging het richting stadhuis, waar een vriendelijke dame ons hielp met de aanvraag. Ze keek naar haar computerscherm en vroeg “wie van de 2 is Noah?” waarna ze zichzelf snel verbeterde, en met een blik op Miro zei “ah nee, sorry, de kleinste is natuurlijk een meisje”.

Ijzer

Gisteren vierden we onze zesde huwelijksverjaardag. Vierden is misschien een groot woord, maar we genoten in ieder geval van een nóg zonnigere zaterdag dan 6 jaar geleden, dit keer in het gezelschap van 2 lieve kereltjes waarvan we toen alleen nog maar droomden.

Ik weet nog hoe nerveus ik was die ochtend, toen ik Benoit stond op te wachten in mijn trouwkleed. Een trouwkleed met een veel te lange sleep, waarmee ik onmogelijk op een normale manier naar het toilet zou kunnen gaan. Kwestie van de stress nog wat op te drijven. Al sinds zijn aanzoek, meer dan een jaar voordien, hadden we naar die dag toegeleefd. Dat aanzoek was al niet echt vlot verlopen, dankzij mijn onovertroffen talent om verrassingen te verpesten, en ook wel door een paar toeristen die het nodig vonden om ‘s avonds met een lamp op hun kop naar schelpen te gaan zoeken op het strand.

Maar ondanks die zenuwen bleek onze trouwdag gewoon perfect. Na 6 jaar kan ik nog steeds niks noemen dat ik anders gewild zou hebben. De sfeer, het gezelschap, de liefde, het eten (o ja, het eten!), de muziek, stuk voor stuk heerlijke herinneringen waarvan we nu nog nagenieten. Voor de foto’s gingen we naar de Menenpoort in Ieper, waar enthousiaste toeristen voor ons klapten terwijl we langsliepen. Tijdens de viering snotterden en lachten we (ok, dat snotteren was ik vooral) om de woorden die we voor elkaar geschreven hadden. Vrienden verrasten ons met de zotste cadeautjes, ook de onverwachte live-versie van ‘Ik hou van u’ bezorgt mij nog kippenvel als ik er aan terugdenk.

Grappig hoe dat ene jaar waarin we het feest voorbereidden een eeuwigheid leek te duren, terwijl de 6 jaar die volgden voorbij vlogen. Toen was ik ervan overtuigd dat je trouwdag wel de mooiste dag van je leven moest zijn, nu kan ik al lang niet meer kiezen. Het allerbeste aan trouwen vind ik eigenlijk dat gevoel dat je omringd wordt door alle mensen die je graag ziet, die mee met je vieren en mee geloven in die mooie toekomst waar je samen voor wil gaan. Ik kan niet zeggen hoe dankbaar ik ben dat die toekomst ook écht zo mooi bleek te zijn (allé ja ik kan het wel zeggen, maar dan gaan jullie mij een melig mens vinden en mijn blog niet meer willen lezen). In ieder geval, wat ik wou zeggen is dit: 6 jaar getrouwd zijn is de max en ik doe er met plezier nog heel veel jaren bij, maar kunnen we dat feestje nog eens overdoen? Binnen een jaar of 4 misschien, ik leg mijn sleep alvast klaar.